Wat heeft de praktijk aan de bevindingen van het onderzoek?
Het uiteindelijke doel van de in dit onderzoek genoemde bevindingen op het gebied van de fysieke omgevingsaspecten, is de realisering van een zo goed en doordacht mogelijke leeromgeving voor de leerlingen. Een goede leeromgeving, afgestemd op de behoeften van de leerlingen (en de docent), zal een positieve bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van het onderwijs.
Ook voor de docenten zelf, kunnen de bevindingen van de invloed van de fysieke leeromgeving erg nuttig zijn bij het realiseren van goed onderwijs. Zo zijn bijvoorbeeld orde of gedragsproblemen vaak op te lossen met een aanpassing van de fysieke leeromgeving. Een docent kan veel profijt hebben van een goede fysieke leeromgeving. De onderzoekers Veenman en Sleegers (1995) geven het belang van de fysieke leeromgeving aan: “De klas als fysieke omgeving waarin het primaire proces plaatsvindt, het creëren van leersituaties, beïnvloedt het gedrag van de leraar en de leerlingen, hun normen en verwachtingen, en speelt een belangrijke rol bij het vormgeven van het onderwijs in de klas.”
Deze onderzoekers geven aan dat een direct empirisch verband tussen de fysieke kenmerken van de klas en de leerprestaties van de leerlingen niet eenduidig is vastgesteld. Zij geven echter aan dat deze kenmerken invloed hebben op het algemene werkgedrag van de leraar en de leerlingen (zoals doelgericht en geconcentreerd werken, taakgericht bezig zijn, in stand houden van verkeersroutes in de klas) en op de attitudes van de leerlingen ten opzichte van de school en de medeleerlingen (groepscohesie). Ook al is de docent nog zo goed, hij zal niet optimaal kunnen functioneren in een slecht lokaal, met bijvoorbeeld veel geluidsoverlast of een slecht binnenklimaat.
Zowel de leerlingen alsook de docenten zullen profijt hebben van een goed doordachte leeromgeving, waar ook de fysieke aspecten van het lokaal een rol in spelen. Daar komt bij dat de huidige onderwijsontwikkelingen ook vragen om een goed doordacht gebruik van de fysieke leeromgeving.
Ontwikkelingen in het onderwijs
(Let op dit onderzoek is uit 2004, de verandering die destijds speelde was het Studiehuis, met name gericht op het middelbare onderwijs. Maar de achterliggende theorie; het sociaal-constructivisme is ook in het hoger onderwijs relevant. Daarnaast dient het Studiehuis als een voorbeeld van een onderwijsvernieuwing, waar ook de fysieke leeromgeving werd aangepakt.)
Dat ons onderwijs aan verandering onderhevig is, weten we allemaal. De laatste jaren zitten we midden in een grote onderwijsverandering. De onderwijsverandering die op dit moment speelt, is de invoering van het studiehuis. Op alle scholen in het voortgezet onderwijs is het studiehuis ingevoerd. Vanuit het bedrijfsleven en daarmee vooral ook vanuit het hoger onderwijs, vraagt men om studenten, die zelfstandig keuzen kunnen maken en die onafhankelijk van de docent hun eigen leerproces kunnen inrichten. Het studiehuis werd onder andere ingevoerd om het middelbare onderwijs beter aan te laten sluiten op het hoger onderwijs.
De belangrijkste verandering hierbij is dat leerlingen zelfstandiger te werk gaan. De rol van de leraar wordt die van de begeleider / coach in het leerproces, in plaats van het puur overbrengen van kennis.
De theoretische achtergrond van dit studiehuis wordt gevormd door het sociaal-constructivisme. Actief leren, zelfregulatie en leren met anderen zijn kernbegrippen in de sociaal-constructivistische leeropvatting. Daarbij wordt leren als een proces van kennisconstructie, gezien als contextgebonden. Dat wil zeggen gerelateerd aan de situatie waar de kennis wordt opgedaan (Erkens, Jaspers & Schijf, 2000). De context speelt bij de ideeën van het constructivisme een grote rol (Roelofs, Visser en Terwel, 2003). Kennis is volgens de constructivistische visie, onvermijdelijk verbonden met de sociale en fysieke omgeving, waarin deze kennis is ontwikkeld en wordt toegepast.
Het studiehuis als vernieuwing in ons onderwijs leidde niet alleen tot consequenties voor de mensen uit het onderwijs. Maar ook voor de fysieke omgeving van het onderwijs. Niet alleen de mensen moeten zich aanpassen aan het nieuwe onderwijssysteem, ook de gebouwen. Er is behoefte aan meer flexibiliteit en een variatie aan leer- en werkomgevingen. De leerlingen worden steeds meer in het centrum van de leerprocessen gezet (Schriel en Arbeek 2000/2001). Het is duidelijk dat de overdracht van kennis niet meer gebonden is aan een specifieke (genormeerde) ruimte. Maar dit vormt een onderdeel van een veel complexer systeem van ontmoeten, leren, produceren, ontspannen en begeleiden. Daar horen dan ook verschillende werk- en leeromgevingen bij.
Het blijkt dat de (met name) fysieke leeromgeving vaak niet de nodige ondersteuning biedt aan de vernieuwende ideeën in het onderwijs (Roelofs, 2000). Een duidelijk voorbeeld dat de fysieke leeromgeving nogal eens wordt onderschat. Bij de invoering van onderwijsveranderingen zoals het studiehuis, moet dus ook de fysieke omgeving worden aangepakt om deze verandering succesvol te implementeren. Als een nieuwe visie op leren vraagt om plaatsen waar men kan samenwerken, zelf op ontdekking kan gaan naar kennis etc., dan moet het schoolgebouw wel aan deze vraag kunnen voldoen, wil dit nieuwe onderwijs ook daadwerkelijk tot uiting komen. Dus ook bij het (succesvol) invoeren van onderwijsvernieuwingen mag men de fysieke leeromgeving zeker niet vergeten.
– Erkens, G., Jaspers, J. & Schijf, H. (2000). Computerondersteuning bij zelfstandig en coöperatief leren. In Stokking, K., Erkens, G., Versloot, B. & Wessum, van L. (red.) Van onderwijs naar leren: Tussen het aanbieden van kennis en het faciliteren van leerprocessen. (pp. 129-142). Leuven – Apeldoorn, Garant.
– Roelofs, E. (2000). Dimensies van veranderende leeromgevingen. In Stokking, K., Erkens, G., Versloot, B. & Wessum, van L. (red.) Van onderwijs naar leren: Tussen het aanbieden van kennis en het faciliteren van leerprocessen. (pp. 179-192). Leuven – Apeldoorn, Garant.
– Roelofs, E., Visser, J. & Terwel, J. (2003) Preferences for various learning environments: Teachers’ and parents’ perceptions. Learning Environments Research, 6, 77–110. Kluwer Academic Publishers. Printed in the Netherlands.
– Schriel, J. & Arbeek, S. (2000/2001). De perfecte leer- en werkomgeving: Tijd en activiteit bepalen ruimtekeuze. In Schooldomein. Jaargang 2000/2001, volgnummer: 5.
– Veenman, S. A. M. & Sleegers, P. (1995). School en klas. In Lowyck, J. & Verloop, N. (red.) Onderwijskunde: een kennisbasis voor professionals. (pp. 43-77) Groningen, Wolters-Noordhoff.
Recent Comments