Indeling zitplaatsen in de leerruimte

Wheldall en Glynn (1989), benadrukken dat zowel contextuele als sociale factoren van invloed kunnen zijn op het leren. Ze geven aan dat de indeling van zitplaatsen een belangrijk fysiek aspect is bij de vormgeving van het onderwijs. Uit onderzoek blijkt dat oogcontact de actie is waarmee we de intentie, om interactie aan te gaan met anderen, aangeven en signaleren (Brebner ,1982). Wil de docent interactie voorkomen, dan zouden de leerlingen zo weinig mogelijk oogcontact met elkaar moeten hebben.
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat leerlingen beter werken wanneer zij naast een persoon van de andere sekse zitten, een heterogene samenstelling dus.

De algemene conclusie uit verschillende onderzoeken is dat de indeling van zitplaatsen afhankelijk is van de leertaak die de leerlingen moeten uitvoeren. Betreft het een individuele leertaak, dan is het beter om apart in rijen te zitten. Zitten in groepjes kan dan storend zijn. Bij samenwerkingstaken kan het zitten in groepjes juist wel enig nut hebben, doordat het sociale interactie bij de leerlingen oproept. Aangezien de leerlingen in het huidige onderwijs (volgens het model van sociaal constructivisme), zowel individuele als samenwerkingstaken krijgen, zou het lokaal (de studie ruimte) beide vormen van indeling mogelijk moeten maken.

De hoeveelheid ruimte die een leerling nodig heeft varieert hierbij ook weer per taak. Taken zoals luisteren, schrijven of lezen vragen minder ruimte dan bijvoorbeeld het doen van experimenten (bij vakken zoals natuurkunde en biologie) of groepsgerelateerde taken.

– Wheldall, K. & Glynn, T. (1989). Effective classroom learning: A Behavioural interactionist approach to teaching. Oxford, Basil Blackwell.

– Brebner, J. (1982). Environmental psychology in building design. Architectural science series.

Be Sociable, Share!

1 comment

De heterogene samenstelling is toch wel lastig op de TU.

Leave a Reply

© 2011 TU Delft