Ware kennis en veronderstelde kennis

In de huidige kenniseconomie wordt het woord kennis te pas en te onpas gebruikt. Met kennis worden zowel feiten als competenties bedoeld, zowel inzicht als routine, zowel impliciete als expliciete kennis, en zo zijn er meer onderverdelingen te maken. Doordat deelnemers van projecten verzaken om af te spreken welke definitie voor kennis wordt toegepast lopen verwachtingen nogal eens uiteen. Zo werden er binnen het domein Kennismanagement systemen ontwikkeld om kennis “in te kapselen” en te behouden voor de organisatie in het geval specialisten bijvoorbeeld vanwege pensionering vertrekken.
Tussentijds bestaat alweer de vierde generatie kennismanagementsystemen om betere invulling te geven aan die inkapseling. De eerste drie generaties richtten zich puur op feitenkennis en de ontsluiting daarvan, waar nu eveneens de omliggende en toegepaste context bijgevoegd wordt.

Om de diverse actieve leervormen beter te kunnen omschrijven wordt voor het begrip kennis teruggegrepen naar de definities zoals de klassieke filosofen die gebruikten. Socrates, Plato en Aristoteles hadden al uitgebreide benoemingen van het begrip kennis. Zij maakten nadrukkelijk onderscheid tussen ware kennis en veronderstelde kennis. Hieronder volgt een opsomming van de diverse vormen van kennis die enigszins aan de huidige tijd zijn aangepast en waar tegenwoordige voorbeelden bij worden gebruikt.
 
Ware kennis:
Episteme is cognitieve kennis uitgaande van vaststaande wetenschappelijke informatie, zoals feiten, getallen, formules.

  • Dit soort beschreven en gedefinieerde kennis, welke uit het hoofd geleerd werd (moest worden), komt steeds gemakkelijker beschikbaar met behulp van ICT en Internet. Het interne menselijke geheugen kan als het ware naar de externe technologie worden verlegd. De huidige jeugd past zichzelf een experimentele communicatieve attitude aan die past of juist gebaseerd is op het gebruik van dergelijke technologie. Dit in tegenstelling tot de gewenste algebraïsche analytische eigenschap die de ingenieur zo wordt toegeschreven.
  • Het Connectivisme en het netwerkleren als wordende leertheorieën leggen de nadruk op de technologie die deze vorm van kennis ondersteunt. Volgens mij ligt de uitdaging in de mix: als je als lerende de begrippen en nadere definities weet te vinden en te achterhalen, dan ontstaat er ruimte om andere kennisonderdelen te versterken.
  • Nagenoeg elk domein of vak kent episteme onderdelen die met behulp van ICT toegankelijk gemaakt kunnen worden, zoals gegevenstabellen, formules, overzichten, etc. Dergelijke domeingerichte kennisbanken kunnen gemakkelijk gerealiseerd worden en ondersteunen daarmee het online leren, het afstandsleren en ook open courseware initiatieven.

Sophia is de vaardigheid om het geheel te kunnen overzien en inschattingen te maken. Het is wat wij noemen competentie, ofwel de bekwaamheid tot handelen en oordelen; wijsheid is het alomvattende woord.

  • Bij onze technische universiteit wordt de ingenieur aan het einde van de opleiding in staat geacht om sophia te hebben, maar het handelen en oordelen mag echter niet beperkt zijn tot het eigen vakgebied, het dient aangevuld met informatie-, management-, communicatie- en ethische vaardigheden en afhankelijk van opleiding of profiel aangevuld met esthetische vaardigheden.
  • Het sociaal constructivisme lijkt hier de aangewezen didactische leidraad. Multidisciplines in bijvoorbeeld de vorm van projectonderwijs, schrijven van essays door projectgroepen, en onderwijsvormen waar communicatie over en weer inclusief reflectie met peers binnen en buiten het eigen domein centraal staan.
  • Om dergelijk ‘horizontaal’ onderwijs (samenwerking door de opleidingen heen ofwel het ontschotten van faculteiten) te organiseren zullen enkele organisatorische uitdagingen moeten worden aangegaan. Vooral het financieringsmodel en toekenning en eigenaarschap van de onderwijsoutput zullen een heikel discussiestuk blijken.

Techne is het technische inzicht, het weten hoe iets inhoudelijk werkt of opereert. Systemen, modellen, methoden en technieken zijn de kernbegrippen.

  • Techne is waar ingenieurs in uitblinken; het zogenaamde ‘white-box’ denken om te weten hoe iets in elkaar steekt, lijkt voor de jongeren onbelangrijk. Jongeren beschouwen technologie als iets vanzelfsprekends; het is er en het dient gebruikt te worden. Met die houding ofwel ‘black-box’ gedachte gaan zij aan de slag.
  • Deze houding is mogelijk te verklaren doordat jongeren gewend zijn geraakt om ‘te gebruiken’. In tegenstelling tot vroeger, waar de jongeren met lego construeerden, met bouwpakketten ongedwongen instructies leerden volgen, met hobbyclubs poppen knutselden, waar alle tast en zinnen werden ingezet, is het tegenwoordig gebruikelijk dat vader zorgt dat de PC up-and-running blijft, dat de fietsband eerder wordt vervangen dan geplakt en dat zelf regelen en onderhandelen hoe iets bereikt kan worden de boventoon voert. Het lijkt wel of de maatschappij tegenwoordig regelaars ofwel managers in de dop vormt, terwijl vroeger juist de handigheid en het inzicht de boventoon voerden. De speeltjes van tegenwoordig (mobieltje, digicamera, smartphone, pc’s) veroorzaken een wegwerpmaatschappij; een consumptie maatschappij die ook buiten deze technologie opgeld doet als je denkt aan voedsel, wonen, transport, etc.
  • Ontworpen modellen en toegepaste methoden en technieken blijven maar al te vaak beperkt tot papieren rapporten, zoals afstudeerverslagen en proefschriften en blijven meestal ‘hangen’ binnen de eigen vakgroep. Deze afgeschermde kennis dient beschikbaar te komen voor anderen. Juist modellen lenen zich tot visualisatie met behulp van ICT. Denk daarbij aan games en simulaties, waar het dè onderliggende ingrediënten en definities zijn. Een papieren model dient omgezet naar een softwarematig model of specifieke applicatie met mogelijkheid tot het veranderen van ingangsparameters (geparametriseerd tot reëele eindstanden). Dat model dient gevisualiseerd en aantrekkelijk vormgegeven met gepaste textures en context, hetgeen weer leidt tot een gameachtige setting, die op zich weer de potentiële student aanspreekt en de toepassing inbeeldt en in een context zet. Zodra de student meer wil weten leidt dat tot verdieping en uiteindelijk tot kennis van het onderliggende model. Met behulp van bewust in te geven fouten kunnen de geheimen van het model ontrafeld worden. Als voorbeeld een student Maritieme Techniek die rekenend aan het scheepsmodel dat met de boeg naar beneden zinkt vaststelt dat het eigenlijk met het achtersteven zou moeten zinken. Overtuigd van zijn inzicht en begrip bleek er een softwarefout in het model te zitten. Die student had het begrepen.
  • De ingenieur dient impliciet de opdracht te hebben om zijn of haar kennis op een begrijpelijke wijze over te dragen. Science Education and Communication mag niet worden beperkt tot een masteropleiding maar is een essentieel onderdeel van de moderne ingenieursopleiding. Een voorstel zou kunnen zijn dat elke ingenieur in een masterfase een verplicht onderdeel levert aan een TU Delft game (zie vorige bullet); de zogenaamde College Assignment. Deze TU Delft games worden ingezet voor werving, inzicht, overdracht en oefening van typische bèta onderdelen. Met behulp van games worden onze vakgebieden op populaire wijze getoond en met behulp van simulaties vinden diepgaander studies van een onderwerp plaats.

Phronesis is vakmanschap, het meesterschap, ofwel de vaardigheid om iets toe te passen en te weten waartoe iets leidt.

  • De typische ingenieur, ofwel de vernufteling zoals Simon Stevin hem noemde, is een intellectueel die zijn wetenschappelijke kennis gebruikt om praktische problemen op te lossen. Praktische problemen duiden op maatschappelijke behoeften en duiden in tegenstelling tot onderzoek op creativiteit en het scheppen van nieuwe dingen. Het scheppen van nieuwe dingen kent techne en phronesis als onderliggende vaardigheden.
  • Phronesis wordt gevormd door te doen en ervaring op te bouwen in meerdere gelijksoortige situaties. Veel vaklui doen hun werk zonder precies te weten wat ze doen ofwel zij werken routinematig, maar de ingenieur weet wel precies wat hij doet en hoe het onderliggende werkt. De ingenieur wordt in staat geacht om de onderliggende vakkennis over te brengen.

Nous is vernuft, het wetenschappelijk redeneren of logisch afleiden of ook wel het voortborduren op eerder verworven kennis.

  • De ingenieur is in staat om over bepaalde oorzaak – gevolg relaties na te denken en mogelijk te voorspellen waartoe iets leidt. Was deze afleiding voorheen beperkt tot het eigen ‘harde’ bètadomein, voortaan dienen ook ‘zachtere’ eigenschappen en consequenties te worden overzien. Technologie blijft niet beperkt tot het eigen kennisdomein, maar wordt ‘verrijkt’ met ethische en esthetische dimensies.

Veronderstelde kennis:
Hypothese is de onderstelling ofwel een stelling die nog niet bewezen is. Het is wellicht de start van promotieonderzoek maar kan ook de aanname zijn voor kleinschaliger onderzoek, voor bijvoorbeeld afstudeerwerk of projecten.

  • In promotieonderzoek wordt werk gemaakt om een stelling te falsificeren ofwel onderuit te halen. Hoe vaker het falsificeren mislukt hoe beter de stelling en hoe meer de waarheid wordt benaderd. Bij ander (kleinschaliger) onderzoek wordt eerder ingezet om bewijzen te verzamelen dat de hypothese als uitgangspunt al de waarheid bezat.
  • Een proefschrift gaat in Delft vergezeld met proposities. Proposities zijn stellingen die het gedane onderzoek ondersteunen, maar waar de zoektocht niet zo diepgaand is. Proposities dienen wetenschappelijk verantwoord, opponeerbaar en verdedigbaar te zijn, dus verifieerbaar, maar ook stellig en gewaagd.

Doxa is een mening ofwel een oordeel van iemand over iets of iemand. Een mening hoeft in het geheel niet op waarheid te berusten.

  • Tijdens het debatteren wordt de ingenieur uitgedaagd om een bepaalde mening of uitgangspunt te onderbouwen met behulp van de andere kennisvormen. De tegenstander wordt uitgedaagd om juist het tegenovergestelde te bereiken.
  • Het debat is een uitstekende methode om dialektiek (vaardigheid in het voeren van discussies) en rhetorica (redeneerkunde en welsprekendheid) te leren. Deze ‘zachtere’ factoren dient de moderne ingenieur eveneens te bezitten.

Kennis kan op meerdere manieren vergaard worden: observeren, kijken, luisteren, (in)voelen, meedoen, uitvoeren, trainen, communiceren, etcetera. Elke vorm laat je iets leren; maar welke vorm de beste is, hangt af van het leerdoel. Leerdoelen variëren van overzicht verkrijgen tot inzicht vergaren tot en met bekwaam uitvoeren.
Rest nog de vraag tot welk niveau een ingenieur de verschillende vormen van kennis geacht wordt te bezitten?

Be Sociable, Share!

Comments are closed.

© 2011 TU Delft